Ik las laatst de post van Frank-ly over de oorsprong van het fenomeen “View source” in de browser. Meteen gingen mijn gedachten terug naar de internet-prehistorie, 1994. Ik studeerde aan de TU Delft en was op die manier aangesloten op het internet. Programma’s als FTP, Archie en Kermit gebruikte ik voor mijn eerste stapjes online. Toen kwam opeens Mosaic uit. Een browser, die het mogelijk maakte om niet alleen pagina’s via een grafische interface te bekijken, maar ook om via hyperlinks razendsnel naar hele andere gebieden op het World Wide Web te springen. Superhandig.
In mijn beleving was deze manier van ‘browsen’ bedacht als revolutionaire methode om netwerken, en dan met name universitaire en andere non-commerciële netwerken, met elkaar te verbinden. Essentieel hieraan was de kennis die je moest hebben om dit soort netwerken te kunnen bouwen. Dus met name hoe je een webpagina opbouwde, inclusief de hyperlinks. Content management systemen bestonden nog niet, dus wat was er gemakkelijker dan gebruik te maken van andermans code? “View source” dus, wat mij betreft een van de eerste open source initiatieven – letterlijk.
Al snel bleken de statische HTML-pagina’s te beperkt, en verhuisde veel van de functionaliteit van de “voorkant” (webserver) naar de “achterkant” (applicatieserver). Daarmee wordt de belofte die “view source” doet nog maar voor een beperkt deel waargemaakt. Zou het – indachtig de oorspronkelijke bedoelingen van “view source”, niet een idee zijn om ook de source aan de “achterkant” via de browser toegankelijk te maken? Dat zou pas écht open source zijn!